De Säbener Berg en zijn imposante abdij (“Kloster Säben”) zijn alleen al op grond van hun archeologische, historische en artistieke betekenis een bezoek waard. Sinds honderden jaren torent de majestueuze abdij van de benedictijner nonnen op de rots boven
Klausen uit. Vanuit de middeleeuwse ambachtsstad is het klooster alleen bereikbaar middels een kleine poort in de stadsmuur die naar een stenen trap leidt.
De eerste sporen van menselijke nederzettingen bij deze strategisch gunstig gelegen berg dateren uit de middensteentijd. In de oudheid bouwden de Romeinen er een militaire basis. Zo kwam het ook dat het Valle Isarco al in de tijd van de heilige Augustinus gekerstend was, wat tevens blijkt uit de vondst van een kerkfundament met een begraafplaats uit de vierde of vijfde eeuw na Christus. In een oorkonde uit het jaar 579 wordt bisschop Ingenuin vermeld als deelnemer aan de synode van Grado. Later zou deze bisschop worden bijgezet in de indertijd belangrijke Heilig-Kreuz-Kirche. In 1974 werd de abdij opgenomen in de Beuroner Congregatie.
Tot op de dag van vandaag leven de contemplatieve benedictijner nonnen in afzondering, en daarom kan het klooster zelf niet worden bezichtigd. Maar de Heilig-Kreuz-Kirche, de Marienkapelle, de Klosterkirche en de Liebfrauenkirche kunnen wel op bepaalde tijden worden bezocht. Het kasteel Schloss Branzoll bij de Säbener Berg is particulier bezit en kan daarom niet worden bezichtigd.